1629 - 1690
De leiding van de Franciscaner minderbroeders had 75 jaar eerder al aan de graaf van Megen toestemming gevraagd om vanuit het bezette Den Bosch naar Megen te verhuizen. In het autonome graafschap was immers wel godsdienstvrijheid. Graaf Albert van Croÿ stemde toe, maar stelde als voorwaarde dat de Franciscanen als aanvulling op het Megense schoolaanbod een Latijnse school zouden oprichten, waarmee zij inderdaad onvervaard van start gingen. Daarnaast staken zij regelmatig de Maas over om – in het geheim – de mis op te dragen in het protestantse gebied, waar bij de mensen nog steeds een katholiek hart klopte. De minderbroeders waren dan verkleed als marskramers en droegen een soort koffer die kon worden uitgeklapt tot altaar, waaraan de mis kon worden opgedragen.
Nadat de broeders in Megen aanvankelijk waren gestart in een eenvoudig schuurtje, werden in de tweede helft van de zeventiende eeuw een schoolgebouw, een klooster en een kloosterkerk gebouwd.