1840-1967
De Latijnse school werd in 1967, na ruim 300 jaar, gesloten onder invloed van de eisen van de zogenaamde Mammoetwet, die een aanzienlijk ander eisenpakket stelde aan middelbare scholen en hun docenten. Ook de afnemende bereidheid van ouders om hun kinderen naar een school buiten de regio te sturen, droeg daaraan bij.
Jarenlang was deze school niet alleen een vooropleiding voor toekomstige priesters, maar ook een klassieke voorbereiding op een universitaire studie. De studenten, zoals ze in Megen werden genoemd, verbleven niet in een internaat, zoals gebruikelijk bij kostscholen, maar woonden in Megen – vaak in speciaal daarvoor gebouwde kosthuizen of bij particulieren thuis.
Vooral vanaf het koningschap van Willem II bloeiden zowel de school als Megen op: de aanwezigheid van ruim 200 extra inwoners zorgde voor een ongekende groei van de lokale middenstand. Deze jongens hadden natuurlijk allemaal haar dat groeide, schoenen waarin gaten vielen en honger die gestild moest worden.
Titus Brandsma
Midden in die bloeiperiode, van 1892 tot 1899, was een van de leerlingen Anno Brandsma, die later bekend zou worden als pater Titus. Hij was een zoon van Friese ouders, die het belangrijk vonden dat hun zoons – Hendrik Brandsma kwam in 1893 naar Megen – zouden opgroeien onder het wakende katholieke oog van de Franciscanen. Overigens was een van de zussen van Titus al eerder ingetreden in het Clarissenklooster van Megen.
Na zijn tijd in Megen speelde Titus een belangrijke rol in Oss en vanaf 1923 als hoogleraar aan de Radboud Universiteit. Uiteindelijk werd hij in 1942 in het concentratiekamp Dachau om het leven gebracht door de Duitsers, die woedend waren over zijn openlijke verzet tegen de censuur van de bezetter.